Logo Universiteit Utrecht

Early Years blog

Early Years blog

Blog

door
Annemiek Hoppenbrouwers

Taal is als een boom

Nederlands is mijn moedertaal. Toch had ik het idee dat ik een vreemde taal sprak toen ik voor het eerst naar de kleuterklas ging. De juf vroeg aan ons of wij broertjes en zusjes hadden en ik wist niet wat dat waren. Wij spraken thuis Brabants en hadden ‘onze jongens’ (kortweg: sjonges), dat was de tweeling die drie jaar onder mij kwam. Wist ik veel dat dat in het Nederlands broertjes waren.

Ik weet niet meer precies hoe de reacties uit de klas waren, ik herinner me alleen nog het ongemakkelijke gevoel van schaamte. En de schroom daarna, die me verhinderde om nog vrijuit te spreken in mijn dialect.

Nieuwkomers in de klas

Tegenwoordig zijn er nauwelijks nog klassen zonder nieuwkomers. En die spreken een moedertaal die helemáál niet op het Nederlands lijkt. Als juf wil je natuurlijk dat kinderen zich geaccepteerd en veilig voelen en geen angst ontwikkelen om te spreken en te communiceren.

Maar hoe pak je dat aan? Moet je daar allerlei ingewikkelde methodes voor toepassen? En hoe zit het met het vermogen van kinderen om een tweede taal te leren?

 

Ten eerste is belangrijk te beseffen dat kinderen tot twaalf jaar heel makkelijk een tweede taal oppakken, zeker wanneer een eerste taal al goed beheerst wordt. Kinderen hebben vaak de neiging eerst te luisteren naar de taal en die pas na enige tijd te gaan spreken. Het is dus niet vreemd als een nieuwkomer in de eerste periode niet veel praat. Hij is wel degelijk aan het leren.

Kinderen leren feilloos twee talen naast elkaar als de respectievelijke talen consequent gesproken worden in een bepaalde context, dus bijvoorbeeld thuis de moedertaal en op school de nieuwe taal. Net zoals vogeltjes weten hoe ze een nestje moeten bouwen, zonder dat hun dat ooit is voorgedaan, hebben kinderen een ingebouwd mechanisme in hun hersenen dat maakt dat ze een taal kunnen bouwen. En ook een tweede taal, vanuit die eerste. Dat bouwen is letterlijk: ze leren niet de woorden van buiten, maar leggen verbanden en trekken conclusies. Ik leerde op school dat een koei eigenlijk een koe was, dus trok ik zelf de conclusie dat de vloei waarmee ik mijn inktvlekken wegnam (ja, ik zat op een ouderwetse dorpsschool), wel een vloe zou zijn. En dat klopte dan weer niet…

 

Echte gesprekken

Carolien Frijns van de KU in Leuven is gepromoveerd op de verwerving van Nederlands bij Turkse kleuters. Zij heeft uitgebreide observaties gedaan in kleuterklassen. Haar belangrijkste bevinding is dat, zoals zij het zegt ‘kleuters meer leren in échte gesprekken dan in schoolse gesprekken’. Onder schoolse gesprekken verstaat zij ‘gesloten vraag – antwoordgesprekken’. Dit zijn gesprekken waarbij de leidster een vraag stelt die om een juist antwoord vraagt. Leidsters en leerkrachten hebben de neiging dit te doen bij zwakkere kinderen. Carolien Frijns ontdekte dat kinderen veel meer leren van échte gesprekken: open vragen die leiden tot een gesprek in plaats van een ‘juist antwoord’.

 

Taal van kleuters groeit in een vruchtbare (lees: taalrijke) omgeving, net als een boom. Een vruchtbare omgeving aanbieden is makkelijker als je ervan uitgaat dat anderstalige kleuters even slim zijn als kleuters die hun moedertaal spreken. Spreek ze ook op die manier aan. Hoe meer je van kinderen verwacht, hoe beter en sneller ze leren. Je hebt als begeleider automatisch de neiging schoolse gesprekken met kinderen te voeren als je denkt dat ze zwakker zijn, maar ook als je denkt dat ze de taal minder goed beheersen. Dat werkt averechts. Niet alleen voor het leren van de taal, maar ook omdat kinderen minder het gevoel hebben dat ze er toe doen als je schoolse gesprekken met ze voert. Kleuters pikken snel woordjes op en maken op basis van de (takken-)structuur hun eigen vertaling. Op die manier bouwen ze hun woordenschat op en groeit de boom. Als je echte gesprekken voert en veel open vragen stelt, hebben kinderen het gevoel dat je ze serieus neemt en dat ze erbij horen.

 

Motoren voor krachtige taalverwerving bij anderstalige kleuters:

  1. Voer echte, open gesprekken. Stel vragen in volzinnen, vertel kinderen verhalen of geef ze een betekenisvolle taak die veel interactie vraagt, ook met andere kinderen.
  2. Ondersteun het gesprek visueel. Gebruik bijvoorbeeld plaatjes of poppen.
  3. Hanteer een open houding tegenover thuistaal. Sta positief tegenover eventuele woordjes in de thuistaal. Het gebruik hiervan ondersteunt het kind in het leren van de tweede taal.
  4. Zorg voor een goed zichtbare vertelhoek. Kinderen tot wie je je niet rechtstreeks richt, kunnen je gesprek met andere kinderen steeds horen en zien en leren zo ongemerkt taal.

Bronnen

Hell, J. van (2004) Vroege taalontwikkeling en tweetaligheid: verloop, problemen en interventies In: P. Leseman en A. van der Leij (red.). Educatie in de voor- en vroegschoolse periode. (p. 79 – 92). Baarn: Hb Uitgevers.

Frijns, C. (2017) ‘Echte gesprekken’ helpen anderstalige kleuters’ www.klasse.be

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.