Logo Universiteit Utrecht

Early Years blog

Early Years blog

Blog

door
Elma Blom

Jonge kinderen taalsponzen? No way!

Door Elma Blom & Cathy van Tuijl

Pedagogisch medewerker Karima heeft een gesprekje met de moeder van Esma (2,5 jaar oud). Moeder vertelt dat Esma zo snel woorden leert op dit moment. Ze denkt dat het komt omdat Esma veel naar de televisie kijkt: die staat thuis veel aan. “Esma is net een spons” vertelt moeder. Karima benadrukt dat vooral praten met Esma heel belangrijk is.

Kinderen leren taal snel en onbewust. Ze leren dat wat ze horen. Maar ze leren taal niet automatisch.Het gaat niet vanzelf. Een goed aanbod is cruciaal.

Geen automatisme

Het fundament voor de taalontwikkeling wordt in de eerste levensjaren gelegd. In deze vroege fase is stimulans, een goed taalaanbod en aandacht essentieel. Hoe beter aan deze voorwaarden voldaan wordt, hoe beter kinderen taal leren. En hoe groter de kans op succes en welzijn later in het leven.

Leren wat je hoort

Al voor hun geboorte reageren baby’s als ze hun moeder horen praten1. Ze reageren op de signalen die binnenkomen. Baby’s leren wat ze horen.Wat ze horen, bepaalt voor een groot deel wat ze leren. Dit laatste is iets om even bij stil te staan. Het betekent dat er een flinke verantwoordelijkheid ligt bij de opvoeders en verzorgers. Deze mensen bepalen mede hoe taalvaardig kinderen worden. Taalvaardigheid is reuze belangrijk: voor de sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen, hun vriendschappen, relaties en gezondheid2. Taal is ook belangrijk voor het onderwijs: hoe beter de taal, des te groter de kans op hoger onderwijs. Maar ook andersom: kinderen die minder taalvaardig zijn, worden belemmerd in hun ontwikkeling. Er is een enorm verschil in het aantal woorden dat kinderen horen in hun omgeving. En dat taalaanbod vertaalt zich naar de taalvaardigheid van kinderen.

Drie T’s

Bij het stimuleren van de taalontwikkeling gaat het om de drie T’s: Talk much, Tune in en Take turns3.

Talk much betekent veel blootstelling aan taal: dat levert veel leermomenten op. Opvoeders die bijvoorbeeld objecten benoemen en alledaagse handelingen verwoorden, bieden veel leermomenten aan. Een verschoningsmoment kan gebruikt worden om met het kind te babbelen. Een overgangsmoment van spelen naar eten kan begeleid worden met een liedje over aan tafel gaan.

Tune in heeft te maken met afstemmen van je taalgebruik op het niveau van het kind of liefst er iets boven. Voor heel jonge kinderen zijn korte zinnen makkelijker te begrijpen dan hele lange. Tempo en toonhoogte zijn zaken die volwassenen vaak vanzelf aanpassen aan de leeftijd van kinderen. Ook de woordkeus moet afgestemd zijn: een dreumes snapt wel het woord ‘hond’ maar ‘border collie’ wordt al moeilijker. Tune in betekent ook het volgen van datgene dat aandacht trekt van je kind en daarop afstemmen. Als een pedagogisch medewerker bij een dreumes ziet dat deze veel belangstelling toont voor de blokken kan ze de blokken naar vorm en kleur benoemen en kunnen ze samen een toren bouwen.

Take turns ofwel beurt nemen verwijst naar het om-de-beurt karakter van gesprekken. Dat is iets dat kinderen op jonge leeftijd leren doordat volwassenen het beurtnemen voordoen met zogenaamde pseudocommunicatie. Bij heel jonge kinderen die nog niet of nauwelijks kunnen praten, vullen volwassenen de beurt van het kind in. “Heb je lekker geslapen? Ja ik zie dat je nog niet helemaal wakker bent. Nou we doen het rustig aan. Zullen we eerst even naar buiten kijken? Wat zie je daar dan?”

Hindernissen

Er kunnen hindernissen zijn in het vroege taalleren: in de omgeving of in het kind zelf. Naast een mager taalaanbod thuis zijn afleidende achtergrondgeluiden (zoals een televisie die vaak aanstaat) een hindernis voor het vroege taalleren. Pedagogisch medewerkers zullen niet altijd stilstaan bij hetgeen ze verwoorden en benoemen. En de ene medewerker is taalvaardiger dan de ander. Maar het is belangrijk stil te staan bij je taalaanbod en dat te verrijken door veel voor te lezen en liedjes te zingen. Daarnaast verschillen de taalleercapaciteiten van kinderen.

Kortom:

Wees je bewust van je belangrijke rol in de taalontwikkeling van kinderen. Taalstimulering kan zitten in kleine dingen, zoals het benoemen van alledaagse handelingen tijdens het aankleden of tandenpoetsen. Laat kinderen ook zelf praten en reageer hierop.

Schep voorwaarden voor goede aandacht. Dit betekent dat je zelf je aandacht bij de kinderen hebt, maar ook dat kinderen niet afgeleid raken op belangrijke leermomenten. Achtergrondmuziek of een televisie die aanstaat, kunnen kinderen afleiden.

Bedenk dat er verschillende redenen kunnen zijn waarom kinderen niet goed uit hun woorden kunnen komen. Te weinig taalaanbod kan een hindernis zijn. Maar er zijn ook kinderen die ondanks voldoende taalaanbod, moeite hebben met taal. Als je je zorgen maakt over de taalontwikkeling van een kind, probeer dan zicht te krijgen op het taalaanbod.

 

Bronnen

1Marx, V. & Nagy, E. (2015). Fetal behavioural responses to maternal voice and touch. PLOS ONE, 10(6): e0129118.

2Law, J., Charlton, J., & Asmussen, K. (2017). Language as a child wellbeing indicator. Early Intervention Foundation, London.

3Suskind, D., Leffel, K., Graf, E., Hernandez, M. Gunderson, E., Sapolich, … Levine, S. (2015). A parent-directed language intervention for children of low socioeconomic status: a randomized controlled pilot study. Journal of Child Language. DOI: 10.1017/S0305000915000033