Logo Universiteit Utrecht

Early Years blog

Early Years blog

Blog

door
Mehrnaz Tajik

Leraren kunnen verschil maken in het leven van een getraumatiseerd kind

Trauma komt helaas ook bij jonge kinderen voor. Aan het gedrag van het kind is niet meteen duidelijk dat hier trauma achter zit. Kinderen kunnen opeens boos worden, helemaal blokkeren of juist stil en teruggetrokken zijn. Als leerkracht en pedagogisch medewerker kan je met je handen in het haar zitten hoe er mee om te gaan. Een pedagogisch medewerker vertelde hoe een kind opeens opstandig werd als de kinderen na het buiten spelen en weer naar binnen moesten. Een leerkracht vertelde over een meisje dat overstuur raakte omdat een knutselwerkje niet lukte zoals het kind het wilde. In deze situaties zijn we geneigd om het gedrag aan te pakken. Maar zeker wanneer er traumatische ervaringen achter het gedrag schuil gaan, kan dit wel eens averechts werken. Hoe kun je kinderen met trauma het beste begeleiden in de groep of klas? Ik interviewde Leony Coppens, klinisch psycholoog en schrijfster van het boek: Lesgeven aan getraumatiseerde kinderen. Een praktisch handboek voor het basisonderwijs.

 

“Vraag jezelf eerst af wat een kind heeft meegemaakt en hoe je met die kennis het gedrag van een kind beter kunt begrijpen.”

“In plaats van de focus op het verminderen van de gedragsproblemen, kun je als leerkracht beter focussen op het verlagen van de stress.”

  1. Kan je vertellen wat traumasensitief onderwijs/traumasensitieve opvang inhoudt?

Traumasensitief onderwijs/opvang is lesgeven of begeleiden met kennis van trauma. De gevolgen van traumatisch ervaringen op jonge leeftijd kunnen ernstig en vergaand zijn. Dat komt doordat trauma een negatieve invloed heeft op de hersenontwikkeling. Kinderen hebben hierdoor onder meer moeite met leren, met het omgaan met hun emoties en sturen van hun gedrag en met vertrouwen op zichzelf en in de ander. Sommige kinderen zijn onrustig en kunnen zich niet concentreren omdat ze voortdurend alert zijn op gevaar. Andere kinderen maken zich juist zo onopvallend mogelijk. Er zijn ook kinderen die door een schijnbaar kleine aanleiding agressief reageren omdat hun hersenen nog in de vechtstand staan. Voor pedagogisch medewerkers en leerkrachten is dit gedrag vaak moeilijk te begrijpen. Een eerste belangrijke punt is om het gevoel van veiligheid te vergroten, door bijvoorbeeld de voorspelbaarheid in je groep te vergroten.
Door traumasensitief onderwijs te bieden aan de kinderen die het nodig hebben wordt het klassenklimaat voor alle kinderen veiliger en de effectieve leertijd en de leeropbrengsten van alle kinderen hoger.

Door meer te weten over de gevolgen van trauma kun je het gedrag van kinderen die traumatische ervaringen hebben meegemaakt beter begrijpen en er beter mee omgaan. Het betekent wel dat je als leerkracht of pedagogisch medewerker ook informatie moet hebben over wat een kind allemaal al heeft meegemaakt voor hij of zij bij jou in de groep komt.

Als je bijvoorbeeld weet dat een kind vaak huiselijk geweld heeft gezien, dan is het beter te begrijpen waarom een kind schrikachtig of heftig reageert als iemand zijn stem verheft en waarom een kind bijvoorbeeld moeite heeft om op volwassenen te vertrouwen.

2.      Wanneer het gaat over trauma, denken mensen vaak aan vluchtelingenkinderen. Hebben alle vluchtelingkinderen trauma?

Velen hebben zeer ingrijpende gebeurtenissen meegemaakt. We spreken pas over een trauma als een kind of volwassene na het meemaken van die ingrijpende gebeurtenis niet meer goed herstelt. Hij of zij houdt ook na een paar maanden nog last van posttraumatische stressklachten. Dat zijn bijvoorbeeld nachtmerries, angstige gedachten of herinneringen aan de gebeurtenis en een gevoel van alertheid en spanning. Als zo’n ingrijpende gebeurtenis niet goed wordt verwerkt dan blijft het brein denken dat je nog steeds in gevaar bent. Maar sommige vluchtelingenkinderen hebben ondanks alles wat ze hebben meegemaakt voldoende steun. Bijvoorbeeld vanuit hun ouders/verzorgers en andere belangrijke mensen in hun omgeving ervaren. Hierdoor kunnen ze de stress die ze ervaren voldoende verdragen. Dit laat ook zien hoe belangrijk steun vanuit de (nieuwe) omgeving, zoals leerkrachten, pedagogisch medewerkers, IB-ers of gewoon buren voor de kinderen is.

3.      Komt trauma ook bij andere kinderen voor?

Naast vluchtelingenkinderen zijn er helaas heel veel andere kinderen die traumaklachten hebben waar ze dagelijks last van hebben. Vaak gaat het dan om kinderen die slachtoffer zijn van een of meer vormen van kindermishandeling.

In 2016 werd in een onderzoek door TNO aan leerlingen van groep 7 en 8 van zo’n 250 scholen gevraagd of ze wel eens een vorm van kindermishandeling hadden meegemaakt. Bijna 27% van hen gaf aan ooit met 1 of meerdere vormen van kindermishandeling te maken te hebben gehad. De kinderen die lichamelijk verwaarloosd waren, hadden er veel ook andere ingrijpende gebeurtenissen meegemaakt. Daarnaast waren de kinderen die kindermishandeling meegemaakt hebben minder gelukkig en minder gezond dan kinderen die dat niet hebben meegemaakt.

4.      Hoe zie je het verschil tussen gedragsproblemen en kinderen met trauma?

Veel kinderen die getraumatiseerd zijn laten gedragsproblemen zien. Een kind kan extra druk zijn en moeite hebben met opletten. Een kind kan extra stil zijn en veel uit het raam kijken. Je hebt eigenlijk altijd achtergrondinformatie nodig om te weten hoe je het gedrag van een kind kunt begrijpen. Ik zou bij elk kind proberen te achterhalen waar het gedrag dat we als problematisch ervaren, vandaan komt. Vraag jezelf eerst af wat een kind heeft meegemaakt en hoe je met die kennis het gedrag van een kind beter kunt begrijpen.

Als een kind heel druk is en impulsief reageert kun je denken dat het ADHD heeft. Als je weet dat het betreffende kind thuis lange tijd getuige en mogelijk slachtoffer is geweest van geweld dan kun je bedenken dat het drukke en impulsieve gedrag daarmee te maken heeft. Hetzelfde geldt voor een kind dat de hele dag een beetje voor zich uit zit te staren.

Als het komt omdat het kind veel stress heeft door traumatische ervaringen, dan moet je focussen op het verlagen van de stress. Op die manier kan een kind zelf weer grip krijgen op zijn gedrag. Dus in plaats van de focus op het verminderen van de gedragsproblemen kun je als leerkracht beter focussen op het verlagen van de stress.

Kinderen kunnen opeens boos worden, helemaal blokkeren of juist stil en teruggetrokken zijn.

5.      Wat kun je doen als het kind overstuur raakt, een driftbui of huilbui heeft of  echt niet mee naar binnen wilt?

Zorgen dat het kind tot rust komt, dus dat zijn ademhaling rustiger wordt en zijn hartslag omlaag gaat. Om het kind te helpen kalm te worden, is het van belang dat je zelf kalm blijft. Soms helpt het om niet te veel zeggen maar aan het kind voor te stellen om samen even rustig adem te halen of iets anders doen waarvan je weet dat het kind rustig wordt. Liefst maak je een steunplan met een kind waarin je beschrijft hoe het kind op deze momenten het beste geholpen kan worden. Bij de ene helpt het om het kind aan te raken maar bij een ander kind neemt de stress daardoor juist toe. In grote lijnen helpt het om in te steken op de gedachten en gevoelens die onder het gedrag liggen. Zoals: ‘Volgens mij ben je geschrokken’ of ‘misschien dacht je dat dat er iets vervelends ging gebeuren’.

6.      Welke tips zou je leerkrachten en pedagogisch medewerkers willen geven?

  • Verdiep je in wat een kind meemaakt of heeft meegemaakt, door gesprekken met ouders en uitwisseling met collega’s en de mensen rond het kind.
  • Wees je ervan bewust dat je als leerkracht een groot verschil kunt maken in het leven van kinderen die getraumatiseerd zijn. Je hoeft niet bang te zijn dat je dan op het terrein van een therapeut komt. Kinderen hechten heel veel waarde aan steun door een leerkracht.
  • Heb geduld. Vaak zie je niet heel snel wat het effect is van je aanpak. Vergelijk het met een plantje dat groeit uit een zaadje. Voordat je het plantje boven de grond uit ziet komen groeit het al maar misschien vraag je je af of er wel wat gebeurt omdat je de groei dan nog niet kunt zien.

7.      Bronnen

Leony Coppens, Carina van Kregten & Marthe Schneijderberg (2018). Lesgeven aan getraumatiseerde kinderen. Een praktisch handboek voor het basisonderwijs (4e druk). Amsterdam: Uitgeverij SWP BV.