Blog
Hoe stimuleer je zelfredzaamheid?
Zelfredzaamheid. Wat kunnen kinderen al zelf en wat zouden kinderen kunnen met begeleiding? De pedagogisch medewerkers van peutercentrum ’t Leeuwtje Spelenderwijs Utrecht gaven mij een lesje ‘op je handen zitten’.
“Kun je me helpen?” vraagt een peuter en laat mij een opvouwbare meetlat zien die compleet in de knoop is. Natuurlijk wil ik helpen, maar ik was nu net druk aan het schrijven. Dus ik pak de meetlat aan en wil het even snel uit de knoop vouwen. “Nee nee” zegt de pedagogisch medewerker. “Ze kan het zelf.” Dan zegt ze tegen het meisje: “Zoek eerst het beginnetje. Daar begin je met uitvouwen.” Het meisje kijkt, snapt dan wat het begin is en gaat geconcentreerd de meetlat uit de knoop vouwen en weer opvouwen. En ja…het lukt! Het gezicht van het kind straalt van trots. De pedagogisch medewerker legt uit: “Als we de dingen nu uit hun handen pakken, blijf je dat lang nog doen. Dus alles wat ze zelf zouden kunnen, laten we ze zelf doen.” Tijdens de observatie valt mij inderdaad op dat de kinderen heel zelfstandig en zelfredzaam zijn.
Te behulpzaam
Misschien zijn leerkrachten en pedagogisch medewerkers (en ik) wel te behulpzaam. Ook wel logisch, want we zijn dol op kinderen en we willen alles voor ze doen. We zijn vaak geneigd om kinderen even snel te helpen of even iets voor ze te pakken en aan te geven. Ook bij conflicten, problemen en activiteiten zijn we vaak veel te behulpzaam of te sturend. Maar wanneer we kinderen meer zelf laten doen en wij meer begeleiden dan uit hun handen pakken, kunnen kinderen meer dan we denken.
Zelfredzaamheid
Het stimuleren van zelfredzaamheid geeft kinderen het gevoel van autonomie, het gevoel dat je het zelf kan. En doordat kinderen de ruimte krijgen om iets zelf te doen of met een beetje hulp, krijgen ze een succeservaring. Die succeservaring is belangrijk voor het gevoel van competentie. Het vertrouwen dat jij het kind geeft, dat je het kind laat zien dat jij er voor hem/haar bent, zorgt dat je een goede relatie met het kind opbouwt. Volgens prof. Dr. Luc Stevens zijn autonomie, competentie en relatie de 3 pedagogische basisbehoeften.[1]
Autonomie, competentie en relatie
Autonomie: Kinderen willen het gevoel hebben dat ze dingen zélf te kunnen doen en zelf keuzes maken. Natuurlijk kunnen ze nog niet alles zelf, maar door de ruimte te krijgen om te proberen, eventueel met begeleiding, kunnen ze oefenen en zich ontwikkelen. Daarbij hou jij de veiligheid in de gaten en geef je structuur als dat nodig is.[2] Bied bijvoorbeeld een beperkt aantal keuzes aan die wel kunnen.
Competentie: Wanneer kinderen ervaren dat ze iets kunnen en dat kunnen laten zien, doen ze een succeservaring op en dat versterkt hun zelfvertrouwen. Door goed te observeren wat een kind kan en nog niet kan, kan je beter afstemmen. Je biedt iets aan wat net boven het kunnen van het kind ligt. Als je iets aanbiedt wat het kind al lang kan, is het te saai. Als je iets aanbiedt wat het kind nog lang niet kan, overvraag je het kind. Niet opletten, niet meedoen, onderpresteren, niet durven, het zijn vaak tekenen van afstemmingsproblemen.
Relatie: Kinderen hebben behoefte aan relatie, zowel met hun leerkrachten en pedagogisch medewerkers als met andere kinderen. Ze willen het gevoel hebben erbij te horen. Volwassenen hebben veel invloed op de kwaliteit van de relaties. Niet door op de voorgrond te treden, maar juist door vanaf de zijlijn beschikbaar te zijn[2][3]. Luisteren, vertrouwen bieden, optreden als het nodig is, uitdagen en ondersteunen zijn belangrijke pedagogische voorwaarden voor het ontstaan van goede relaties.[4]
Zelfredzaamheid vergroten
Maar hoe kan je de zelfredzaamheid vergroten? Dat begint ermee door kinderen meer te stimuleren om dingen zelf te doen, zelf oplossingen te bedenken, uit te proberen en zelf keuzes te maken. Men noemt het ook wel autonomie ondersteunend onderwijs/opvang. Je laat kinderen niet aan hun lot over, maar je kinderen begeleidt wanneer iets moeilijk is. Dit heet scaffolding (letterlijke vertaling: in de steigers zetten). Bij scaffolding biedt de leerkracht ondersteuning die steeds net boven het niveau van een leerling ligt, waardoor de leerling een hoger niveau kan bereiken [5]. Begeleiding kan bestaan uit het aangeven van een eerste stap, maar bestaat vaak uit vragen stellen. Bijvoorbeeld: hoe zou je het kunnen oplossen? Waar zou je kunnen beginnen? Wat kun je daarna doen? Door vragen te stellen, hak je het proces in kleine stapjes en structureer je het denken voor het kind. Als iets gelukt is, geef je het kind een compliment voor zijn doorzettingsvermogen, zelfbedachte oplossing, zijn geduld of creativiteit.
Welke momenten kun jij (nog meer) op je handen zitten?
Hieronder staan een aantal voorbeelden van situaties waarbij je kan kijken of je meer ruimte kan geven aan de kinderen
- Activiteiten: Krijgen kinderen de ruimte om het spelverhaal (mee) te verzinnen, mee te praten bij een boekje of tijdens een activiteit zelf te zoeken naar een oplossing? Mogen kinderen bij een knutselactiviteit zelf bedenken wat ze gaan maken? Of moet het precies zoals het voorbeeld worden? Een tip hierbij is: Laat de techniek (zoals vouwen, knippen, stempelen, plakken) eens het doel zijn van een knutselactiviteit, maar laat de kinderen vrij in WAT ze uiteindelijk knutselen.
- Buiten spelen: Bij het buitenspelen is het steeds weer zoeken naar de balans tussen wat laat je en wanneer grijp je in. Bijvoorbeeld bij het klimmen of balanceren op een balk. Er blijkt dat kinderen beter hun grenzen en mogelijkheden kunnen inschatten als ze minder geholpen worden bij het klimmen. Maar ook tijdens stoeien, zijn we snel geneigd om het af te kappen. Uit onderzoek blijkt dat wanneer kinderen de ruimte krijgen om in spel hun ‘agressie’ kwijt kunnen, zij in de groep minder fysiek en verbaal agressief zijn [6][7], mits de (sociale) veiligheid geborgd is. Je kan het verschil tussen stoeien en vechten vooral goed zien door de gezichtsuitdrukking van de kinderen. Hebben ze plezier of kijken ze boos?
- Routine- en overgangsmomenten: Schenk je het drinken zelf in en zet je de bordjes klaar? Of zouden de kinderen dat zelf kunnen doen? En doe jij nog alle jassen aan en ritsen dicht? Er is een makkelijke manier waardoor ook 2-jarigen zelf hun jas kunnen aandoen. Een ouder kind kan helpen met de ritsen. Een ander routinemoment waar je met het team over kan nadenken, blijkt een controversieel onderwerp: het plasmoment. Moeten de kinderen allemaal tegelijk in de rij voor de wc of zouden ze zelf mogen aangeven wanneer ze moeten plassen?
- Groepsmanagement: de hele dag door zijn er dingen die geregeld en aangestuurd moeten worden. Zijn er misschien situaties waarbij kinderen kunnen meedenken? En zouden kinderen ook zelf oplossingen kunnen bedenken bij conflicten? Vaak is alleen al jouw aandacht en jouw vraag voldoende om kinderen zelf een oplossing te laten bedenken voor het conflict.