Logo Universiteit Utrecht

Early Years blog

Early Years blog

Blog

Mijn vader bij de peuterzwemles

 

Joppe Bakelaar, Masterstudent Youth, Education and Society, Universiteit Utrecht

Toen ik laatst door mijn oude fotoboeken bladerde, kwam ik een kiekje tegen van watertrappelende peuters met hun ouders. Plots viel me op dat tussen alle moeders in het zwembad ik als enige werd vergezeld door mijn vader. Toen ik hem er later naar vroeg, vertelde mijn vader dat het toen helemaal niet gebruikelijk was dat vaders meezwommen tijdens de peuterzwemles. Er was zelf geen aparte kleedkamer waar hij zich kon omkleden, dus moest hij er een delen met de moeders.

Vaderbetrokkenheid

Deze situatie speelde zich ruim twintig jaar geleden af en in de tussentijd is al heel wat veranderd. Steeds meer vrouwen zijn (fulltime) gaan werken waardoor de man niet meer de enige kostwinner in het gezin is. Ook het aantal mannen dat zeer betrokken is bij de opvoeding van hun kind is gegroeid. Toch laat onderzoek zien dat vaders nog steeds minder betrokken zijn dan moeders bij de opvoeding van hun kinderen en minder aanwezig bij ouderactiviteiten in de kinderopvang of op school [1]. En dat terwijl het hebben van een actieve en toegewijde vader juist zo waardevol is voor de ontwikkeling van het kind.

Positieve invloed op kinderen én vaders

Een verzameling van verschillende onderzoeken [2] naar betrokken vaders laat zien dat jonge kinderen rond zes maanden met zeer toegewijde vaders cognitief beter ontwikkelen dan vaders die weinig tijd besteden aan de verzorging en het spelen met hun kind. Ook blijken deze kinderen een hoger IQ te hebben op de driejarige leeftijd. Op latere leeftijd zouden kinderen met een goede relatie met hun vader socialer en mentaal gezonder zijn dan kinderen die niet boteren met hun vader. Een Turks onderzoek heeft daarnaast uitgewezen dat wanneer vaders veel tijd doorbrengen met hun kinderen, deze kinderen vrouwen en mannen eerder als gelijkwaardig beschouwen [3].

Wanneer vaders actief betrokken zijn bij de opvoeding van hun kind is dit ook bevorderlijk voor de vader zelf. Betrokkenheid zou een positief effect hebben op hun psychosociale ontwikkeling en hun gevoel van ouderlijke competentie [2]. Dit geldt ook voor moeders, doordat een gedeelde verantwoordelijkheid over de opvoeding minder individuele stress en zorgen oplevert[4].

5 tips om vaders te betrekken

De houding van professionals in de kinderopvang of school kan ook invloed hebben op het zelfbeeld van vaders [2]. Dit gaat volgens het principe van de self-fulfilling prophecy: je krijgt wat je denkt en verwacht. Wanneer professionals een negatieve houding tegenover vaders hebben, kunnen deze vaders zich minder belangrijk voelen voor hun kind en de opvoeding zien als een taak voor de vrouw. Stel: een vader wordt bij het ophalen van zijn kind van de opvang gevraagd of hij ‘papadienst’ heeft, dan is de kans dat hij zich niet serieus genomen voelt en het ophalen in het vervolg aan de moeder overlaat. Dit werkt ook andersom, wanneer mannen positieve verwachtingen van professionals ervaren, zijn ze meer geneigd energie te steken in de opvoeding.

Het onderscheid tussen de rol van de vader en de moeder in de opvoeding is diepgeworteld in het Nederlandse denken en lastig te veranderen. Toch kan je als professional in de kinderopvang of school een stap in de juiste richting zetten. De handreiking van Sardes geeft hiervoor een aantal handige tips:

  1. Zorg dat op de website en andere communicatiekanalen zowel vrouwen en mannen worden aangesproken. Zijn er op foto’s ongeveer even vaak vaders als moeders te zien? Vermijd daarbij stereotype beelden. Niet alle mannen houden van voetbal, bier en barbecue.
  2. Vraag aan mannen wat je ook aan vrouwen vraagt. Soms zetten mannen zichzelf ‘buiten spel’. Door ook hen rechtstreeks te betrekken, maak je hun bijdrage (of het ontbreken daarvan) bespreekbaar.
  3. Overweeg om aparte activiteiten voor vaders (en hun kinderen) te organiseren als daar behoefte aan is, maar ga er niet automatisch van uit dat je mannen beter bereikt met ‘mannenactiviteiten’. Stimuleer vaders bijvoorbeeld om mee te knutselen of mee te doen als vrijwilliger op school.
  4. Hou in de planning van ouderactiviteiten rekening met de werktijden van vaders. Mannen hebben vaker fulltime banen dan vrouwen. Plan zulke activiteiten bijvoorbeeld helemaal aan het begin of aan het einde van de dag. Zo is er zo weinig mogelijk overlap met de werktijd van ouders.
  5. Laat als organisatie zien dat je vaderschap serieus neemt, bijvoorbeeld in de arbeidsvoorwaarden. Door bewust mannelijk personeel te werven, ervoor te zorgen dat zij in teams met mannen werken en met ouders hierover in gesprek te gaan, laat een organisatie zien dat zij de betrokkenheid van mannen bij de zorg voor jonge kinderen normaal vindt.

Kortom, creëer een veilige en open sfeer voor vaders om te deelnemen aan de opvoeding van hun kind. Dit kan al zo simpel zijn als een eigen kleedkamer aan te wijzen voor die enkele vader die met zijn peuter wil gaan zwemmen.

Meer lezen:

Handreiking Vaderbetrokkenheid Sardes: https://www.sardes.nl/C100-PF41-Mannen-en-opvoeding.html

Bronnen:

[1] Alfiasari, Zainuddin, S. S., & Surianti, N. M. (2019). Early Childhood Education in the 21st Century. In H. Yulindrasari (Red.), Rethinking parental support system in daycare to improve cognitive development of early childhood (pp. 257–261). Taylor & Francis.

[2] Amato, V. (2018). Parents’ Gender Stereotypical Biases towards their Children May Be Negatively Affecting Their Son’s Involvement as a Father with His Children. International Journal of Gender and Women’s Studies, 6(1), 59–78. https://doi.org/10.15640/ijgws.v6n1a6

[3] Yağan Güder, S., & Ata, S. (2018). Father Involvement, Gender Perception and Children’s Gender Stereotypes. Universal Journal of Educational Research,            6(8), 1637–1646. https://doi.org/10.13189/ujer.2018.060802

[4] Fagan, J., & Barnett, M. (2003). The Relationship between Maternal Gatekeeping, Paternal Competence, Mothers’ Attitudes about the Father Role, and Father Involvement. Journal of Family Issues, 24(8), 1020–1043.          https://doi.org/10.1177/0192513×03256397