Logo Universiteit Utrecht

Early Years blog

Early Years blog

Blog

Wanneer eetproblemen een probleem worden

Vandaag, 16 oktober, is het wereld voedseldag. Eten is belangrijk onderdeel van de dagroutine en kinderen zijn maar wat wispelturig als het op eten aankomt. Maar waar ligt de grens tussen een lastige eter zijn, door een moeilijke eetfase gaan, of echt een eetprobleem hebben? In deze blog vertelt Madelon Meijer-Hoogeveen over kinderen met ernstige eetproblematiek (ARFID) en wat dit met hun ouders doet.

ARFID (voedselinname-stoornis) bij kinderen

Wie herkent deze frustratie van ouders niet: ineens wil hun dreumes niets meer eten en weigert hij alles wat hij een week geleden nog zo lekker vond. Eetproblemen komen regelmatig voor bij kinderen tot 4 jarige leeftijd en de meeste problemen zijn van voorbijgaande aard. Maar wat nou als een kind volhardt in het niet eten? En wat als een kind geleidelijk steeds minder wil eten en het bijna onmogelijk wordt om nog iets te vinden wat het kind wél wil eten? Dat is de dagelijkse realiteit voor ouders met een kind met een vermijdende/restrictieve voedselinname-stoornis (avoidant/restrictive food intake disorder; ARFID).

De wanhoop van ouders met een kind met ARFID raakte mij. “Thijs at op 8 jarige leeftijd nog maar tien voedingsmiddelen, waaronder witte boterhammen met hagelslag en één specifiek potje Olvarit voeding”, vertelde een ouder van een kind met ARFID. Als zij op vakantie gingen, dan werd er voor drie weken hagelslag en Olvarit meegenomen in de koffer. Want anders at Thijs de hele vakantie gewoon niets. En toen Olvarit precies dát potje wat Thijs nog at uit de productie haalde, brak er paniek uit. Want dat was één van de weinige producten waar Thijs nog de broodnodige voedingsstoffen uit haalde.

En hierin staan Thijs en zijn ouders niet alleen. Ouders van kinderen met ARFID hebben vaak het gevoel dat zij falen in hun belangrijkste taak als ouder, namelijk je kind voorzien van voldoende gezonde voeding om te kunnen opgroeien. Als een zorgverlener in zo’n geval vertelt dat het normaal is als een kind eten weigert, dan voelen deze ouders zich niet gehoord en zijn ze zeker niet gerustgesteld. Daarom is er onderzoek nodig om te leren hoe zorgverleners deze kinderen en ouders, juist in de jonge jaren van het kind, het beste kunnen helpen.

Hoe vaak komt ARFID voor?

ARFID komt regelmatig voor, vooral op de kinderleeftijd. Maar ARFID kan ook nog bij volwassenen voorkomen. Er zijn schattingen dat 1 op de 30 volwassenen ARFID heeft. De exacte cijfers op kinderleeftijd zijn niet bekend, omdat ARFID moeilijk herkend wordt op jonge leeftijd. ARFID ontstaat vaak door een combinatie van verschillende factoren. Als kinderen bijvoorbeeld zich een keer verslikt hebben tijdens het eten, en daarbij het gevoel hebben gehad te gaan stikken, dan kan de angst om dit nog eens mee te maken leiden tot steeds problematischer eetgedrag en de diagnose ARFID. Maar er zijn nog veel meer factoren die mee kunnen spelen in het ontstaan van ARFID. Zestig procent van alle mensen met ARFID heeft een overgevoeligheid voor de sensorische kenmerken voor eten, wat kan leiden tot aversie voor bepaalde voedingsmiddelen. En het kan ook zijn dat er vanaf de geboorte helemaal geen interesse in eten is, bijvoorbeeld omdat kinderen geen hongerprikkel voelen.

Omdat kinderen met ARFID extreem weinig variatie in hun eetpatroon hebben, kan ARFID leiden tot ernstige voedingstekorten. Kinderartsen waarschuwen dat deze voedingstekorten al schade aanrichten, lang voordat het tekort in het bloed kan worden aangetoond.

Vroege herkenning loont

ARFID is als eetstoornis sinds 2013 erkend in de psychiatrie en opgenomen is in het handboek van psychiaters, de DSM 5. Toch is er onder zorgverleners nog heel veel onwetendheid over deze aandoening, en worden kinderen met ARFID op jonge leeftijd niet herkend tussen alle kinderen met “normale” eetproblemen die van voorbijgaande aard zijn. De enige vragenlijst die geschikt is om te screenen op ARFID, de NIAS, is pas geschikt voor kinderen vanaf 10 jaar. Het duurt bij ARFID dan ook langer voordat de ziekte herkend wordt dan bij andere eetstoornissen.

Het is voor kinderen en ouders belangrijk dat ARFID zo vroeg mogelijk herkend wordt, zodat zij de juiste zorg en begeleiding kunnen ontvangen. Daarvoor is het nodig dat professionals in opvang en onderwijs en de eerstelijns zorgverleners, zoals huisartsen, jeugdverpleegkundigen en jeugdartsen, meer kennis en screeningsmogelijkheden krijgen om ARFID in een vroeg stadium te herkennen.

Begin 2024 gaan Agnes Kapsenberg en ik, als onderzoekers bij de afdeling Global Public Health and Bioethics van het UMCU, een onderzoek doen waarbij we ouders van jonge kinderen met ARFID gaan interviewen. De ouders wordt gevraagd wat hun kind anders maakte dan andere kinderen die slecht eten op jonge leeftijd. En welke zorg hun geholpen heeft, en wat zij gemist hebben in de zorg. Zodat we aanwijzingen krijgen hoe we ARFID beter kunnen herkennen op jonge leeftijd, en beter kunnen aansluiten bij wat kinderen met ARFID en hun ouders nodig hebben.

 

Ken jij ouders met kinderen met ARFID tot 10 jaar oud? En die willen meewerken aan een interview? Neem dan contact op met de onderzoekers: Agnes Kapsenberg, a.b.a.smit-14@umcutrecht.nl of Madelon Meijer-Hoogeveen, m.hoogeveen@umcutrecht.nl

 

Verder lezen?

Journalist Rita Maris heeft meerdere boeken geschreven over ARFID en eetproblemen zoals “ARFID te lijf”, “Thijs en Trees leren eten”, en “Thijs lust geen ijs”. Deze zijn online en in meerdere boekhandels te vinden. Medische informatie over ARFID is te vinden op de website Kinder en Jeugdpsychiatrie en ook op de website van Seyscentra, het behandelcentrum dat gespecialiseerd is in de behandeling van ARFID. Op de site www.arfid.nl wordt informatie over ARFID aangevuld met ervaringsverhalen.