Blog
Antiracistisch opvoeden = kleur bekennen!
We hebben het op deze website al verschillende keren gehad over het poppenexperiment, waar kinderen moeten kiezen tussen een zwarte en een witte pop. Het experiment is voor het eerst in de VS gedaan in de jaren dertig van de vorige eeuw, maar het wordt regelmatig herhaald en nog steeds met dezelfde, schokkende, resultaten. In 2016 is het experiment herhaald door de Nederlandse documentairemaker Sunny Bergman, en ook toen vonden de meeste kleuters, ongeacht hun eigen kleur, de witte pop slimmer en mooier. De moeder van één van de kinderen die meededen, vertelt: ‘door dat experiment wist ik dat ik niet meer kleurenblind moest opvoeden, maar racisme juist moest benoemen. Ik ben ermee begonnen, maar daarna dutte het in. Want je ziet niet elke dag de noodzaak. Typisch wit privilege, dat je zoiets kunt beslissen. Zwarte mensen kunnen niet indutten, die worden er dagelijks mee geconfronteerd.’
Kleurenblind
Na de gebeurtenissen van afgelopen zomer rondom Black Lives Matter en de maatschappelijke bewustwording die daardoor op gang kwam, willen steeds meer mensen hun kinderen antiracistisch opvoeden en steeds meer professionals die met jonge kinderen werken, zijn zich bewust van de rol die ze daarin hebben. Maar hoe doe je dat, antiracistisch opvoeden? De meeste witte Nederlanders denken dat ze dat al doen. Ze zeggen, en dat menen ze, dat het hen niet uitmaakt wat voor kleur iemand heeft, dat voor hen iedereen gelijk is. Ook de ouders van de kinderen die meededen aan het poppenexperiment van Bergman gaven aan dat ze thuis niet expliciet over huidskleur en etniciteit praten omdat ze ‘er geen nadruk op willen leggen’. ‘Ik wil niet dat mijn kinderen oordelen op basis van uiterlijke kenmerken. Ik wil dat het er niet toe doet!’ riep een moeder vertwijfeld. Maar toch kozen ook haar kinderen de witte pop.
Witte privileges
Dat die moeder dat kan zeggen, is een typisch wit privilege. De moeder van Murat, die huilend thuis kwam omdat hij door een buurman in zijn kraag was gevat, kan niet doen alsof kleur er niet toe doet. Het witte vriendje van Murat kwam weg met een lachend ‘deugniet, laat ik je hier niet meer zien!’
Witte mensen leren hun kinderen: huidskleur doet er niet toe. Terwijl de kinderen ondertussen in de realiteit zien dat huidskleur er wél toe doet. Dat roept vragen op die niet beantwoord worden, zoals: waarom wonen er geen zwarte kinderen in deze straat met dure koopwoningen? Waarom wordt Murat in zijn kraag gevat en kom ik weg met een gekscherend ‘deugniet’?
Kinderen nemen het algemene beeld van wit = superieur onwillekeurig over. Om dit tegen te gaan helpen boeken, films en positieve zwarte rolmodellen. Ook helpt het om kleur te benoemen, racisme te bespreken en via je eigen woordgebruik een antiracistisch kader aan te geven.
Bespreken met kinderen
Antiracistisch opvoeden begint met je eigen bewustwording, zodat je er met kinderen over kunt praten. Zorg dat je op de hoogte bent van witte privileges, van ons slavernijverleden, van institutioneel racisme. Dan pas kun je racisme met kinderen bespreken. Je kunt al heel jong beginnen. Kinderen van drie vinden het leuk om kleuren te leren. Als een kind een krijtje ‘huidskleur’ noemt, kun je uitleggen dat er ook andere huidskleuren zijn en dat je het krijtje beter beige kunt noemen. En dan kun je een gesprek hebben over de verschillende huidskleuren van de kinderen in de groep. Als er in de groep alleen maar witte kinderen zitten, is het belangrijk dat je voor materiaal zorgt waarin zwarte kinderen een belangrijke rol spelen, bijvoorbeeld een prentenboek waarin een zwart kind de held is.
Woordgebruik
Het is tegenwoordig politiek correct om witte mensen wit te noemen en zwarte mensen zwart. De voorzichtige woorden als ‘blank en gekleurd’ of ‘bruin’ die vooral witte mensen vaak gebruiken, zijn bedoeld om de tegenstelling te verzachten maar ‘gekleurd’ betekent dat je dus ook ‘blank’ hebt en dat laatste woord is alles behalve neutraal; het stamt uit ons koloniale verleden en wordt teveel met reinheid geassocieerd. En als je het woord ‘bruin’ gebruikt, kom je in nuances terecht waar geen einde aan komt. Ik ben bijvoorbeeld abrikooskleurig en mijn buurvrouw is meer roze.
Let op het woordje ‘gewoon’. ‘Het was gewoon een Nederlander’. Dan bedoelen mensen een witte Nederlander. Wat betekent dat een niet-witte Nederlander niet gewoon is. Dat is een héél klein dingetje, maar let er maar eens op hoeveel mensen dat doen! Het is niet racistisch bedoeld, maar het laat kinderen wel zien wat we wel of niet acceptabel vinden.
Tips:
– bespreek racisme met kinderen: beken kleur, benoem witte privileges
– zorg voor zwarte rolmodellen; echte of desnoods in boekjes of films
– let op je woordgebruik: zeg wit en zwart en pas op met het woordje ‘gewoon’
https://www.parool.nl/ps/een-spoedcursus-antiracistisch-opvoeden-kleurenblindheid-werkt-niet
https://www.vpro.nl/lees/columns/sunny-bergman/wit-is-ook-een-kleur.html