Blog
Stoelendans! Niet de activiteit is heilig, maar het doel dat je ermee beoogt
Een bijdrage van onze gastbloggers Jeroen Aarssen (onafhankelijk onderwijsadviseur) en Lilian van der Bolt (onafhankelijk gedragsexpert).
Juf Tanya zet een aantal stoelen neer in twee rijen, met de ruggen naar elkaar. ‘Stoelendans!’ roepen de kinderen als ze doorkrijgen wat ze gaan spelen. Maar niet alle kinderen worden daar vrolijk van, zo blijkt al snel. Drie peuters willen beslist niet meedoen en staan er wat beteuterd bij.
Wat zou jij doen als jij in de schoenen van Tanya stond?
Zelfsturing stimuleren met spel
De stoelendans laat kinderen lekker bewegen, en is daarnaast een geweldige activiteit die hen in staat stelt om bepaalde aspecten van hun zelfsturing en executieve functies te oefenen, bijvoorbeeld:
- Oefenen om niet te vroeg te gaan zitten (impulsbeheersing)
- Oefenen met het onthouden van de regel dat je pas mag gaan zitten als de muziek stopt (werkgeheugen)
- Oefenen met omschakelen zodra je iets anders gaat doen (“we draaien nu weer de andere kant op”, cognitieve flexibiliteit)
- Oefenen met plannen en oplossingen bedenken (strategisch dicht langs de stoelen blijven lopen om verzekerd te zijn van een lege plek).[1]
Kinderen oefenen hun executieve functies in speelse activiteiten, zonder dat dat er te dik bovenop ligt. Om met Bodrova en Leong te spreken: “Het besluipt ze als het ware, want je leert executieve functies door het doen van leuke activiteiten”. Maar de kans is groot dat de drie beteuterde peuters uit het voorbeeld hierboven er niets van zullen opsteken als je hen de activiteit aanbiedt op de ‘klassieke’ manier.
Het is soms ook best lastig om de spelbehoeften van kinderen te duiden. Het gevaar bestaat dat de pm’er of leerkracht gaat generaliseren. Sip gedrag wordt dan bijvoorbeeld uitgelegd als ‘hij heeft nooit zin in spelletjes’. En dan heb je ook nog peuters die hun onvrede uiten door juist ongericht, luidruchtig en druk gedrag te vertonen. Daarvan wordt dan al snel gezegd: ‘hij is gewoon zo lastig met spelletjes’.
Afstemmen op de behoefte van het kind
Maar is het wel echt een kwestie van geen zin hebben of lastig zijn? Zou het kunnen dat het kind de regel nog niet begrijpt? Of dat het de regel wellicht wel kent, maar moeite heeft zich eraan te houden? Kan het de opdrachten niet goed onthouden of misschien nog niet omgaan met winst en verlies, of is het schakelen tussen verschillende opdrachten misschien te veel gevraagd? Dit soort vragen moet je jezelf stellen om te bedenken hoe je een activiteit verder vorm gaat geven, hoe je differentieert. Als je weet wat de behoeften van een peuter zijn, en wat zijn zone van naaste ontwikkeling is[2], kan je vervolgens de activiteit en de begeleiding die je erbij geeft daaraan aanpassen. Bijvoorbeeld door de activiteit makkelijker te maken: gebruik net zo veel stoelen als er kinderen zijn, werk niet met winnaars of verliezers, zet geen muziek op, maar klap in je handen, of beperk de activiteit tot een simpeler stopdans. Niet de activiteit is heilig, maar het doel dat je met de activiteit wil bereiken: in dit geval zelfsturing stimuleren. Dat is dan ook precies de reden dat je voorzichtig moet zijn met goedbedoelde lijstjes met tips voor activiteiten die de executieve functies ondersteunen.
Scaffolding
Het werken aan executieve functies draait niet om het doen van spelletjes en activiteiten, maar om het kunnen bedenken welke ontwikkelstap een kind nog te maken heeft en welke activiteiten daarbij passen. Dat kunnen gloednieuwe passende activiteiten zijn, of bestaande activiteiten die je pasklaar maakt. Dit is de kern van scaffolding: je begeleidt kinderen bij het nemen van een volgend hobbeltje in hun ontwikkeling en ondersteunt hen op een manier die past bij hun niveau. Vervolgens bouw je deze ondersteuning af wanneer blijkt dat kinderen de ontwikkeltaak beheersen[3]. Zeker als het gaat om de ontwikkeling van executieve functies, verschillen jonge kinderen enorm van elkaar in wat ze al kunnen en wat nog niet. Vergelijk de ontwikkeling van een jong kind eens met een salamiworst: je wil dat alle kinderen de hele worst tot zich nemen, maar voor sommige kinderen snij je hem in grote stukken, en voor andere kinderen moet je de stukjes juist flinterdun snijden. Ontwikkelstapjes in op maat gesneden stukken.
Als je op deze manier werkt, ga je ook anders aankijken tegen beteuterde peuters. En wellicht zijn die druktemakers op de groep minder lastig dan je denkt, maar vragen ze vooral om een goede inschatting van en een vernuftig antwoord op hun ontwikkelbehoeften rond zelfsturing.
Bronnen:
[1] Bodrova, E. & D.J. Leong (2007). Tools of the Mind. The Vygotskian Approach to Early Childhood Education (2nd edition). Pearson/ Merrill Prentice Hall.
[2] Bodrova, E. (2007). Make-believe Play vs. Academic Skills: a Vygotskian Approach to Today’s Dilemma of Early Childhood Education, paper presented at the 17th EECERA Annual Conference, Prague (August 2007).
[3] Kirschner, P. A., L. Claessens & S. Raaijmakers (2018). Op de schouders van reuzen. Inspirerende inzichten uit de cognitieve psychologie voor leerkrachten. Meppel: Ten Brink Uitgevers.
Bolt, L. van der & J. Aarssen (2010). Zelfsturing van jonge kinderen stimuleren. In: L. van der Bolt & J. Aarssen (red.). Zelfsturing als basis voor de ontwikkeling van het kind. Een oriëntatie vanuit wetenschap en praktijk. Sardes Speciale Editie, nr. 9. Pp 9-15. Utrecht: Sardes.
Davidson, M. C., D. Amso, L.C. Anderson & A. Diamond (2006). Development of cognitive control and executive functions from 4-13 years: Evidence from manipulations of memory, inhibition, and task switching. Neuropsychologica, 44, 2037-2078.