Logo Universiteit Utrecht

Early Years blog

Early Years blog

Blog

door
Melissa Be

Hoe ga je om met kinderen die veel bewegen?

Na het fruit eten is het weer tijd voor het prentenboek ‘De vos in het bos’. De kinderen zitten op hun stoeltje in de grote kring. Maar op het moment dat de leidster het boekje introduceert, loopt Milo snel naar het midden van de kring. ‘Hee kijk, Milo rent zo snel als een vos! Zullen we allemaal even een vos nadoen?’ De pedagogisch medewerker beweegt zich door de ruimte als een vos en de kinderen doen haar lachend na. ‘Alle vossen gaan nu weer rustig zitten op hun stoel om naar het verhaal te luisteren.’ De kinderen lopen weer terug naar hun stoel. Tijdens het voorlezen mogen de kinderen ook de andere dieren uit het verhaal nadoen. Ze doen actief mee en luisteren betrokken naar het verhaal.

Bewegingsruimte

Wanneer je graag wilt dat kinderen rustig blijven zitten op hun stoel tijdens een activiteit, beginnen ze juist te wiebelen op hun stoel óf ze lopen zelfs weg uit de kring. We vinden het belangrijk dat deze kinderen de activiteit niet verstoren voor de rest van de groep. Meestal herhalen we de regel, zoals ‘rustig blijven zitten op je stoel’ tot de activiteit is afgelopen. Maar heeft dat wel het gewenste effect? De pedagogisch medewerker in bovenstaand voorbeeld ziet dat het ook anders kan. Zij laat de kinderen bewegen tijdens het voorlezen en komt hierdoor tegemoet aan hun behoefte voor beweging. Tegelijkertijd zorgt dit ervoor dat de kinderen enorm betrokken raken bij de inhoud van het verhaal. En juist vanuit deze betrokkenheid ontwikkelen kinderen zich.

Maar wat kunnen en mogen we eigenlijk verwachten van jonge kinderen? Zijn zij al wel in staat om (heel) lang stil te zitten in de kring? Om hier achter te komen gaan we verder in op de hersenontwikkeling van jonge kinderen. Hierbij zien we ook een verschil tussen jongens en meisjes.

Kinderbrein en het remmen van gedrag

Het kinderbrein ontwikkelt zich van binnen naar buiten. Als eerste ontwikkelen zich de zintuigen (horen, zien, ruiken, proeven, voelen) die zich diep in het brein bevinden. Deze zintuigen hebben we nodig om te overleven. Vervolgens ontwikkelen de gebieden aan de buitenkant, zoals de prefontale cortex. Dit gebied ontwikkelt zich als laatst en gebruiken we voor complexe functies, zoals zelfbeheersing. Jonge kinderen kunnen hun gedrag dus nog lastig remmen, omdat die functies nog in ontwikkeling zijn.

Motoriek en ontwikkeling

Daarnaast speelt bij jonge kinderen de motoriek ook een belangrijke rol in de algemene ontwikkeling. Kinderen hebben een natuurlijke behoefte om de wereld om hen heen te ontdekken en te onderzoeken. Dit doen ze door zich door de ruimte te bewegen en verplaatsen en door te proeven, te voelen, vast te pakken etc. Jongens hebben een andere hormoonhuishouding (testosteron), waardoor ze nog meer behoefte hebben aan actie, bewegen, onderzoeken en stoeien vergeleken met meisjes. Gevarieerde bewegings- en spelervaringen (het zelf ervaren!) dragen bij aan het leren van iets nieuws. In het bovenstaande voorbeeld zie je dit terug. Kinderen leren hoe een vos zich beweegt door dit zelf na te spelen.

Bewegingsbehoefte van jonge kinderen

Doordat jonge kinderen nog niet goed in staat zijn om hun natuurlijke bewegingsdrang te remmen kunnen we ook niet van hen verwachten dat zij lang stilzitten tijdens een (voorlees)activiteit. Daarnaast is het belangrijk om te weten dat beweging en het laten ervaren juist bijdraagt aan de ontwikkeling. Stel jezelf de vraag of je verwachtingen voor het stil blijven zitten van jonge kinderen tijdens een activiteit niet te hoog zijn. Zijn er voldoende mogelijkheden voor beweging op een dag? En wordt er rekening gehouden met de verschillen tussen jongens en meisjes?

Tips voor het tegemoetkomen aan bewegingsbehoefte:

  • Staan er voldoende bewegingsactiviteiten op de dagplanning, zoals vrij spel, buiten spelen en dansen? Hier lees je hoe dansen en muziek kan bijdragen aan het zelfvertrouwen van kinderen.
  • Laat kinderen bewegen tijdens activiteiten waarin niet vanzelfsprekend wordt bewogen, zoals tijdens het voorlezen, het zitten in de kring of het werken aan de tafeltjes. Wil je knutselen? Neem dan bijvoorbeeld grote kwasten en grote vellen papier.
  • Maak van overgangsmomenten, zoals van de kring naar buiten, een beweegactiviteit. ‘We lopen als stille muisjes naar buiten’. In dit blog kun je hier meer over lezen.
  • Ga mee met de initiatieven van jonge kinderen wanneer je merkt dat zij behoefte hebben aan beweging. Maak er een beweegactiviteit van en koppel dit aan de inhoud, zoals het nadoen van de verschillende dieren tijdens het voorlezen van ‘de vos in het bos’.