Logo Universiteit Utrecht

Early Years blog

Early Years blog

Blog

Rondsjouwen of oefenen?

Een bijdrage van onze gastblogger Ine van Liempd (Adviseur/Onderzoeker bij Bureau AKTA)

Ine van Liempd

 

‘We hebben het meeste speelgoed in mandjes buiten handbereik gezet, want de kleintjes doen er niks mee. Ze lopen er alleen maar mee rond. ’ Deze verzuchting valt nog wel eens te horen in baby-dreumes groepen.

Beginnende lopers bewegen veel, heel veel. Tijdens vrij spel zet een dreumes gemiddeld 2400 stappen per uur en legt zo’n 700 meter af [1]. In de kinderopvang wordt dat vele bewegen ook wel rondsjouwen genoemd. Het wordt wel geassocieerd met zich vervelen en snel afgeleid zijn.

Leren van bewegen

Recent onderzoek laat zien dat dat rondsjouwen mogelijk minder ‘nutteloos’ is dan wordt gedacht [2]. Het onderzoek laat zien dat de bewegingen van jonge kinderen tijdens het lopen, oneindig gevarieerd zijn. Kinderen lopen niet in een rechte lijn van A naar B met gelijkmatige passen. Nee, ze maken bochtjes, zetten een paar stappen achter elkaar, stoppen dan, wisselen van richting, lopen zijwaarts, achteruit, draaien rond. En laten daarmee een grote variëteit aan bewegingen zien, die volgens Hoch en collega’s het leren van gecoördineerd bewegen bevorderen.

In het onderzoek werden kinderen van 15 maanden oud, die allemaal konden lopen, verdeeld over twee identieke ruimten. De ene ruimte was leeg, op een ouder en een onderzoeker na. In de andere ruimte lag er daarnaast spelmateriaal, verspreid door de ruimte. Kinderen werden geobserveerd tijdens vrij spel, er was bewust geen interactie met de volwassenen in de ruimte. Kinderen in beide ruimten waren evenveel in beweging: gemiddeld de helft van de geobserveerde tijd. In de ruimte waar speelgoed was hielden kinderen 80% van de tijd een speelgoedje vast. Het was overigens niet zo dat de meest ervaren lopers minder bewogen dan de net begonnen lopers.

Meer exploratie van de ruimte met speelgoed

Een opvallende uitkomst was dat kinderen in de ruimte met speelgoed een groter deel van  de ruimte gebruikten en verkenden dan in de ruimte zonder speelgoed. Het beschikbare speelgoed, een poppenwagentje, bezempje en emmer met ballen, nodigde uit om te bewegen. Maar na een korte wenperiode van vijf minuten bleek dat kinderen in de ruimte zonder speelgoed dichter bij de ouder in de buurt bleven dan in de ruimte met speelgoed. De kinderen in de speelgoed-ruimte gingen juist steeds verder weg van de ouder. Volgens de onderzoekers kan dat samenhangen met het feit dat kinderen het speelgoed, al dan niet met opzet (de bal die wegrolt) verplaatsten, waardoor ze vanzelf naar een andere plek in de ruimte ‘gelokt’ werden.  Vervolgonderzoek moet uitwijzen of speelgoed dat meer plaatsgebonden is, zoals boekjes of zwaar speelgoed, ook van invloed is op de ruimtelijke exploratie.

Het bewegen was in beide situaties meestal niet ‘doelgericht’, dat wil zeggen dat kinderen op weg gingen naar iets of iemand, maar was wel heel gevarieerd. Bewegen lijkt zo vooral een manier om alle verschillende loopvarianten te oefenen.

Tips voor de praktijk

  • Jonge kinderen hebben duidelijk de behoefte om veel, en gevarieerd te bewegen. Het is dus belangrijk om genoeg ‘beweegmogelijkheden’ te creëren. In de ruimte, door voldoende vrij vloeroppervlak te maken, en in de werkwijze, door voldoende tijd voor vrij bewegen te maken.
  • Spelmateriaal binnen handbereik nodigt uit tot ruimtelijke exploratie. Het ‘rondsjouwen’ is een nuttige activiteit, waarmee kinderen hun motorische vaardigheden oefenen, en de mogelijkheden van de ruimte om hen heen kunnen verkennen.
  • Observeer eens hoe kinderen de elementen in je ruimte gebruiken. Hoe zou je hun grof-motorische ontwikkeling verder kunnen stimuleren? Denk aan verschillende ondergronden, iets om op te klimmen, een hellingbaantje. Vaak vinden we dit soort elementen alleen in de buitenruimte, maar zeker voor jonge kinderen, die regelmatig binnen zijn, is het stimuleren van beweging ook binnen noodzakelijk.

 

Bronnen

[1] Adolph, K. E., Cole, W. G., Komati, M., Garciaguirre, J. S., Badaly, D., Lingeman, J. M., … & Sotsky, R. B. (2012). How do you learn to walk? Thousands of steps and dozens of falls per day. Psychological science, 23(11), 1387-1394.

[2] Hoch, J. E., O’Grady, S. M., & Adolph, K. E. (2019). It’s the journey, not the destination: Locomotor exploration in infants. Developmental science, 22(2), e12740.