Logo Universiteit Utrecht

Early Years blog

Early Years blog

Blog

Taalaanbod thuis bij peuters

Vandaag, op 10 november 2023 vindt de TOK-dag plaats in Utrecht. De TOK-dag heeft als doel om wetenschappers en professionals bij elkaar te brengen die bezig zijn met kindertaalontwikkeling in Nederland en Vlaanderen. Merel van Witteloostuijn is één van de organisatoren en doet momenteel onderzoek naar het taalaanbod thuis bij peuters met en zonder een taalontwikkelingsstoornis (TOS). Hieronder vertelt Merel wat meer over dit onderzoek.

Het belang van een rijk taalaanbod

Veel kinderen leren hun moedertaal snel en onbewust. Dit gaat echter niet vanzelf: een goed taalaanbod is daarbij van groot belang, ook thuis. Buitenshuis, zoals op de kinderopvang, kan een rijk taalaanbod ook de taalontwikkeling ondersteunen. Uit onderzoek weten we dat de kwantiteit (hoeveelheid) en de kwaliteit van het taalaanbod van groot belang is voor de taalontwikkeling van kinderen. Er zijn grote verschillen in het taalaanbod dat kinderen thuis krijgen. In het ene gezin wordt bijvoorbeeld veel met het kind gespeeld, gepraat en gelezen, terwijl dit in het andere gezin niet het geval is. Hoe groter en rijker het taalaanbod is, hoe beter dit is voor de taalontwikkeling van het kind. En hoe beter de taalontwikkeling van het kind, hoe groter de kans op succes en welzijn in hun latere leven.

Een rijk taalaanbod kenmerkt zich door drie dingen:

  • Veel praten. Veel blootstelling aan taal betekent veel momenten om te leren over taal. Dit doe je bijvoorbeeld door bij dagelijkse dingen meer te praten (vertellen wat je doet tijdens het aankleden en kledingstukken/lichaamsdelen daarbij benoemen, een liedje zingen bij het samen tafel dekken of opruimen etc.).
  • De taal is goed afgestemd op het kind, zowel qua taalniveau als qua inhoud. Dit kan je bijvoorbeeld doen door vragen te stellen die aansluiten op de kennis van het kind. Andere strategieën zijn om de taaluitingen van het kind uit te breiden en anders te verwoorden om zo rijkere taal aan te bieden dan het kind op dat moment zelf kan zeggen (bv., als een kind zegt “ikke koekje” kun je reageren met “lekker! Ik wil ook een koekje”).
  • Er zijn veel beurtwisselingen, oftewel veel heen-en-weer interactie tussen ouder en kind. Voor de taalontwikkeling van het kind is de eigen, actieve deelname aan het gesprek erg belangrijk. Beurtwisselingen kan je stimuleren door vragen te stellen, maar ook door stiltes te laten vallen waardoor het kind ruimte heeft om op jou te reageren. Een simpele manier om dit te oefenen is bijvoorbeeld door spelletjes met beurtwisselingen te spelen, zoals memory.

Al eerder schreven we een blog over het belang van een rijk taalaanbod. Welke aspecten van het taalaanbod belangrijk zijn is niet statisch, maar verandert met de ontwikkeling van het kind [1, 2]. Het herhalen van woorden is bijvoorbeeld effectief voor het stimuleren van woordleren bij baby’s, terwijl het bij oudere kinderen juist belangrijk wordt om meer variatie en synoniemen te gebruiken om de opbouw van woordenschat te ondersteunen.

Het taalaanbod van kinderen met een taalontwikkelingsstoornis

Voor sommige kinderen is het leren van hun moedertaal een grote uitdaging, ondanks voldoende taalaanbod. Deze kinderen hebben een taalontwikkelingsstoornis (TOS). Zij hebben zo’n moeite met het leren van taal dat het een negatieve invloed heeft op hun schoolprestaties en hun sociale contacten. Kinderen met een TOS hebben een normale intelligentie, maar begrijpen niet altijd wat er tegen ze gezegd wordt. Ook beginnen ze vaak laat met praten en komen ze moeilijk uit hun woorden. In deze blog lees je nog meer over wat een TOS inhoudt en hoe je TOS herkent bij jonge kinderen.

Wanneer een kind een TOS heeft, is het taalaanbod misschien wel nog belangrijker: kinderen met een TOS hebben meer herhaling nodig om taal te leren dan normaal ontwikkelende kinderen. Ook moet het taalaanbod nóg beter afgestemd worden op het niveau van het kind om zijn/haar ontwikkeling zo goed mogelijk te ondersteunen. Door de moeizame taalontwikkeling van een kind met een TOS kan de interactie tussen ouder en kind (of pedagogisch medewerker en kind) echter lastig zijn. Professionals richten zich in de behandeling van TOS vaak ook op het stimuleren van een rijke taalomgeving thuis én op de kinderopvang.

Het taalaanbod thuis meten

Er is de laatste jaren veel onderzoek gedaan naar taalaanbod van kinderen, maar we weten nog weinig over het taalaanbod thuis van kinderen met een TOS. Eén van de redenen daarvoor is dat het moeilijk is om het taalaanbod thuis in kaart te brengen. In veel eerdere onderzoeken werden ouders en hun kinderen gevraagd om naar een laboratorium te komen. Gedurende korte tijd (bijvoorbeeld 15 minuten) werden ouder en kind geobserveerd terwijl ze speelden. Het nadeel hiervan is dat het een momentopname is in een onnatuurlijke setting. Het is dus onduidelijk wat dit precies zegt over het taalaanbod in het algemeen.

Een recente ontwikkeling uit Amerika biedt nieuwe mogelijkheden: De LENATM (Language ENvironment Analysis) recorder en software. Inmiddels gebruiken we deze methode ook in Nederland [3, 4]. Kinderen dragen gedurende een hele dag een kleine recorder in een zakje op een T-shirt. De LENA software berekent automatisch hoeveel woorden het kind hoort en hoeveel beurtwisselingen er plaatsvinden gedurende de dag. Hiermee krijgen we dus écht inzicht in de kwantiteit en kwaliteit van het taalaanbod thuis. Voor ouders kan dit van tevoren best spannend zijn, maar we horen vaak achteraf dat kinderen en hun ouders al snel vergeten dat ze de recorder die dag gebruikten.

Recente uitkomsten en toekomstig onderzoek

Onlangs hebben we LENATM gegevens van 59 peuters met een TOS en 40 peuters zonder een TOS onderzocht [4]. Het blijkt dat peuters met een TOS gemiddeld genomen minder woorden horen en er tussen peuters met een TOS en hun ouders minder beurtwisselingen plaatsvinden. Dit lijkt misschien zorgwekkend omdat dit allebei belangrijke aspecten van het taalaanbod zijn die de taalontwikkeling kunnen stimuleren. Maar het kan ook betekenen dat deze ouders juist hun taalaanbod goed afstemmen op het lagere taalniveau van hun kinderen. Dit is een vraag waar we ons in vervolgonderzoek op willen gaan richten.

Het is ontzettend belangrijk dat er meer onderzoek gedaan wordt naar het taalaanbod van kinderen met een TOS. LENATM kan hierbij veel inzicht geven. Momenteel gebruiken Merel en collega’s LENATM bij een onderzoek naar de taalomgeving thuis van meertalige kinderen met en zonder TOS. Meer over dit lopende onderzoek kunt u lezen op de CALM website.

Bronnen

[1] Rowe, M. L. (2012). A longitudinal investigation of the role of quantity and quality of child‐directed speech in vocabulary development. Child Development83(5), 1762-1774. https://doi.org/10.1111/j.1467-8624.2012.01805.x

[2] Rowe, M. & Snow, C. (2020). Analyzing input quality along three dimensions: Interactive, linguistic, and conceptual. Journal of Child Language47(1), 5-21. https://doi.org/10.1017/S0305000919000655

[3] Van Alphen, P., Meester, M., & Dirks, E. (2017). LENA onder de loep. Een nieuwe tool om het taalaanbod thuis bij peuters met TOS in kaart te brengen; uitkomsten, ervaringen en mogelijkheden. Van Horen Zeggen. https://vhz-online.nl/media/pdf_2017/17_audcom_vhz_2_artikel2_lr.pdf

[4] Blom, E., Fikkert, P., Scheper, A., van Witteloostuijn, M., & van Alphen, P. (2023). The language environment at home of children with (a suspicion of) a Developmental Language Disorder and relations with standardized language measures. Journal of Speech, Language, and Hearing Research66(8), 2821-2830. https://doi.org/10.1044/2023_JSLHR-23-00066