Logo Universiteit Utrecht

Early Years blog

Early Years blog

Blog

Samenwerking in de kinderopvang; mooi, maar moeilijk!

Een bijdrage van onze gastblogger Willeke van der Werf 

Willeke van der Werf

Kindercentra die veel samenwerkingsrelaties hebben, blijken in pedagogische zin beter te presteren dan kindercentra die dat niet hebben [1]. ‘Samenwerking’ lijkt wel Haarlemmerolie: overal waar er in onze samenleving iets misgaat wordt vrijwel meteen geroepen dat er meer moet worden samengewerkt. Maar samenwerking kan nooit een doel op zich zijn. Toch wordt er in de praktijk vaak voorbijgegaan aan vragen als ‘met wie?’ en ‘waarom?’. Er wordt al gauw ingezet op een praktisch ‘hoe gaan we dit doen en wie gaat er nog meer over dit onderwerp’. Het resultaat laat zich raden: ‘trekken aan een dood paard’ of ‘een kar door de modder duwen’ zijn beelden die iedereen zich kan voorstellen bij samenwerkingstrajecten. Het is belangrijk om een stap terug te nemen om te kijken naar het doel en naar de potentiële samenwerkingspartners die daarbij horen. Het maakt tenslotte nogal uit of je samenwerkt met ouders, met gelijkgerichte professionele organisaties of met organisaties die van elkaar verschillen in grootte, doelstelling en belangen.

Gelijkwaardigheid en vertrouwen

Goede samenwerking gaat uit van gelijkwaardigheid en vertrouwen. Dat klinkt als een open deur. Waarom blijkt samenwerken in de praktijk dan toch één van de moeilijkste dingen waar professionals voor komen te staan? Een veelgehoorde klacht is dat er veel verschillende belangen zijn, waardoor de neuzen niet altijd dezelfde kant uit staan. Ook wordt vaak genoemd dat er in samenwerkingsverbanden zoveel factoren zijn waar je geen regie over kunt voeren of zelfs geen invloed op hebt. Een veelgehoord antwoord is dan de roep om een partij die dan maar de regie moet voeren, bijvoorbeeld de grootste belanghebbende partij of een veronderstelde onafhankelijke partij, zoals een gemeente. En dat die partij dan maar een ‘gezamenlijk’ doel moet bepalen. Dat laatste zou wel eens het recept kunnen zijn voor het genoemde ‘dode paard’ of het gemodder. Zo strandt een goed initiatief in de hindermacht van bureaucratie, bij gemeenten of bij ambtenaren [2].

Doelen stellen: “Het gaat om het kind”?

Een belangrijke eerste stap om energie in het proces te behouden, is te kijken naar het draagvlak voor en commitment aan het doel. Soms zijn doelen echte containerbegrippen. Immers iedereen is voor vrede, voor hoge kwaliteit enzovoorts. Wanneer samenwerking effectief moet zijn, is het belangrijk om het doel te concretiseren: hoe concreter, hoe beter. Zo wordt meteen duidelijk wie zich achter het doel kunnen scharen. Soms zie je een grote groep potentiële samenwerkingspartners die op basis van traditie of om subsidieredenen deelnemen aan een samenwerkingsverband. Ook willen partijen soms op basis van een formele titel aanschuiven “wij horen hierbij, want wij zijn al jaren de aangewezen autoriteit op dit gebied”. In de praktijk kan samenwerking dan erg tegenvallen. Voor effectieve samenwerking telt vooral de betrokkenheid van mensen, ‘engagement’: de wil om er samen uit te komen en het maatschappelijke, gezamenlijke doel te dienen. Een belangrijke vraag voor iedere samenwerkingspartner is: “wat kan ik echt bijdragen aan dit maatschappelijke, gezamenlijke doel?”.

Taakniveau, organisatieniveau en het niveau van het samenwerkingsverband

Er zijn verschillende niveaus zijn waarop je doelen kunt bepalen en je waar je vervolgens kunt besluiten om hierop actief samen te willen werken. Vanuit de pedagogische praktijk ligt het voor de hand om doelen te formuleren op taakniveau, bijvoorbeeld: “hoe kunnen we het taalniveau van kinderen verbeteren door middel van een taalrijkere omgeving en met welke betrokkenen (ouders, professionals) willen we hiertoe samenwerken”. Maar je kunt ook doelen formuleren op het niveau van de organisatie, bijvoorbeeld: “wij willen als organisatie ontwikkelingsachterstanden tegengaan: met welke andere organisaties kunnen we samenwerken om het taalniveau van kinderen te verbeteren”. Zo komt er ruimte om fris naar het probleem te kijken. Draagt school X eigenlijk wel zinvol bij aan het behalen van het doel? Wat kan bibliotheek Y betekenen voor ons doel? En zijn er nog andere partijen, waar we nooit eerder aan hebben gedacht die wel een goede bijdrage kunnen leveren? Vervolgens is er nog het niveau van het samenwerkingsverband zelf.

Complexe problemen: doelen op het niveau van het samenwerkingsverband

Een derde doel is dus op het niveau van het samenwerkingsverband zelf, bijvoorbeeld: “wij willen dat in onze wijk ieder kind mee kan doen op de basisschool, wat kunnen de verschillende partijen daar, elk vanuit hun achtergrond, aan bijdragen?”. Hiermee wordt ruimte gecreëerd om, breder dan taal, bij te dragen aan de ontwikkeling van kinderen en nieuwe verbindingen te leggen [3]. Van belang is dat een partij die samenwerking initieert niet automatisch ook degene is die de richting van de oplossing bepaalt. Bij complexe problemen, zoals armoede en ontwikkelingsachterstanden, zijn er vaak meerdere probleemeigenaren die gebaat zijn bij samenwerking op basis van gelijkwaardigheid en vertrouwen [4]. Denk aan ouders, educatieve professionals, zorgprofessionals, beleidsmakers, inspecteurs, publieke en private organisaties, formele en informele organisaties, etc. Het gaat er vooral om dat verschillende samenwerkingspartners goed naar elkaar luisteren. Een beetje zoals de bekende overlegvorm van sommige Indianenstammen: wanneer iemand een probleem formuleert wordt deze niet tegengesproken, een ander mag zijn visie van het probleem ernaast leggen. Voor het gezamenlijke probleem wordt vervolgens een doel gesteld waar alle betrokkenen zich achter kunnen scharen.

Gelijkwaardig samenwerken: de rol van de professional

Gelijkwaardig samenwerken blijkt in de praktijk vaak moeilijk. De werkelijkheid is dat in allerlei gremia wel wordt geroepen om samenwerking, maar dat professionals veelal werken in organisaties die niet samenwerkingsgericht zijn maar formeel, zakelijk, bureaucratisch en vaak ronduit hiërarchisch. En dat terwijl hiërarchie lijnrecht staat op het vertrouwen dat nodig is voor een gelijkwaardig samenwerkingsverband. Je begrijpt het al: “goede samenwerking begint bij jezelf” gaat maar gedeeltelijk op. In de praktijk is het dus belangrijk om de verschillende doelniveaus op één lijn te brengen. Zo ontstaat een infrastructuur voor maatschappelijke doelen op basis van engagement, waar organisaties zich aan kunnen aanpassen. ‘Samenwerking’ wordt zo geen doel op zich, maar met het maatschappelijk doel voor ogen genereert het energie in een proces dat nodig is voor kwaliteit.

 

Meer lezen?

[1] Van der Werf, W.M. (2020). Diversiteit, inclusie en kwaliteit in het hybride kinderopvangstelsel in Nederland: Organisaties als intermediair tussen beleid en praktijk. Universiteit Utrecht (proefschrift), ISBN 978-90-393-7245-6

[2] Bekkers, H. (2019). Ambtenaren zitten vooral elkaar in de weg. Binnenlands Bestuur, 11-10-2019. https://www.binnenlandsbestuur.nl/bestuur-en-organisatie/nieuws/ambtenaren-zitten-vooral-elkaar-in-de-weg.11052095.lynkx

[3] Kremer, M. (2017). Een verbindende verzorgingsstaat. Over burgerschap, zorg en (super)diversiteit. Beleid en maatschappij 44(2), 148-159. https://doi.org/10.5553/BenM/138900692017044002008

[4] Kenis, P. & Cambré, B. (2019). Organisatienetwerken, de organisatievorm van de toekomst. Kalmthout, Belgie: Pelckmans Pro. ISBN 978-94-6337-164-3